FLINN is klaar om u te helpen!
Trouw aan haar waarden, biedt FLINN een luisterend oor aan haar klanten en richt zich op het aanbieden van pragmatische oplossingen voor de problemen die de COVID 19-crisis stelt. Via deze FAQ willen we de antwoorden delen op verschillende vragen van onze klanten waarvan de normale bedrijfsvoering of de voortzetting van de activiteiten aangetast is. Samen komen we sterker uit deze crisis. Deze informatie wordt regelmatig bijgewerkt (laatste update: 14 januari 2021)
Arbeid
Aangezien de werknemer gebonden is door een arbeidsovereenkomst, heeft hij een wettelijke verplichting om zijn werk met zorg, oprechtheid en naar eer en geweten uit te voeren op het afgesproken tijdstip, de afgesproken plaats en onder de afgesproken voorwaarden, in ruil voor de door zijn werkgever betaalde bezoldiging.
Het ministerieel besluit van 23 maart 2020 voorziet dat bedrijven – ongeacht hun omvang – gehouden zijn telewerk te organiseren voor elke functie waar dat mogelijk is zonder uitzondering. Waar telewerken niet mogelijk is (bv. Arbeiders die aan een productielijn werken), moeten bedrijven de regels omtrent de social distancing (1m50) respecteren. Dit geldt zowel voor de uitvoering van de werkzaamheden als voor het door de werkgever georganiseerde transport in het geval van pendeldiensten. Als het voor bedrijven onmogelijk is om aan deze verplichtingen te voldoen, moeten zij hun deuren sluiten.
Indien de autoriteiten vaststellen dat de social distancing regels niet worden nageleefd, zou de onderneming in eerste instantie een zware boete kunnen oplopen en, in geval van niet-naleving na sanctie, tot sluiting moeten overgaan
Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de kritieke sectoren en essentiële diensten. Deze laatste zullen er echter voor moeten zorgen dat de regels inzake social distancing, in de mate van het mogelijke, in acht worden genomen.
De sectoren die als cruciaal en essentieel worden beschouwd, zijn opgesomd in het ministerieel besluit van 23 maart 2020, zijnde onder andere:
- De taxidiensten, diensten van het personenvervoer en logistiek
- De leveranciers en transporteurs van brandstoffen, en de leveranciers van brandhout
- De handelszaken en bedrijven die tussenkomen in het kader van de voedselketen, de voedingsnijverheid, land- en tuinbouw, productie van meststoffen en visserij
- De productieketens die niet kunnen worden stilgelegd omwille van technische redenen
- De verpakkingsindustrie verbonden aan de toegelaten activiteiten
- De apotheken en farmaceutische industrie
- De hotels
- De dringende pech- en herstellingsdiensten voor voertuigen
- De diensten die essentieel zijn voor dringende herstellingen die een veiligheids- of hygiënerisico inhouden
- De postdiensten
- De begrafenisondernemingen en crematoria
- De inspectie- en controlediensten
- De sociale secretariaten
- De financiële sector: banken, … diensten die instaan voor de bevoorrading van cash geld, geldtransporten,…
- Het internationaal transport
- De havens
De procedures voor het invoeren van tijdelijke werkloosheid zijn sinds 20 maart 2020, sterk vereenvoudigd, zowel voor de werkgevers als voor de werknemers.
De werkgever dient als reden voor de tijdelijke werkloosheid “overmacht” aan te geven in het ASR scenario 5 (elektronische aangifte van het sociaal risico waarbij de werkgever het aantal dagen vermeldt dat de werknemer tijdelijk werkloos is gesteld).
Deze verklaring wordt afgelegd door het sociaal secretariaat (die de code “aard van de dag” 5.4 en “coronavirus” als reden zal vermelden), dit komt overeen met de verplichte mededeling.
Er moet geen mededeling van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht meer worden verstuurd naar het bevoegde werkloosheidsbureau van de RVA.
Deze werkwijze geldt ongeacht of de werkgever voor de periode sinds 13/03/2020 al een mededeling van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht had overgemaakt en geldt ook indien hij een mededeling van tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen had overgemaakt.
De werkgever die aanvankelijk een mededeling van tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen had verstuurd, kan op die manier zonder verdere formaliteiten overstappen naar de regeling van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht (reden “coronavirus”), ook indien er nog door bepaalde werknemers op bepaalde dagen kan worden gewerkt.
Indien de werkgever in het ASR scenario 5 als reden van tijdelijke werkloosheid “economische redenen” aangeeft (door het vermelden van de code ‘aard van de dag’ 5.1), dan blijven de bestaande procedures behouden (mededeling van de voorziene tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen , mededeling van de eerste effectieve werkloosheidsdag, verplichte werkweek….).
De werkgever is verplicht om zo snel mogelijk een ASR scenario 5 af te leveren (aan de hand waarvan de RVA ook het bedrag van de uitkeringen van de tijdelijk werkloze kan vaststellen). De werkgever moet daarvoor niet wachten tot het einde van de maand, maar moet dit doen in de loop van de maand, van zodra alle gegevens tot het einde van de maand gekend zijn.
Tijdens de periode van 01/03/2020 tot en met 30/06/2020 incluis, is de werkgever niet verplicht om een C3.2A-controlekaart uit te reiken aan werknemers die tijdelijk werkloos zijn, ongeacht de reden van de tijdelijke werkloosheid.
Neen. In geval van bewezen overmacht – zijnde de onmogelijkheid om het werk uit te voeren wegens externe en onvoorziene omstandigheden – of wanneer de voorwaarden van economische werkloosheid vervuld zijn, wordt de arbeidsovereenkomst opgeschort, gezien de onmogelijkheid om het in de overeenkomst voorziene werk uit te voeren. De werknemers ontvangen geen loon van hun werkgever, maar een werkloosheidsuitkering, ten belope van 70% van hun loon en geplafonneerd op EUR 2.754,76 bruto per maand.
De werknemer dient slechts een formulier C3.2 in te vullen (hier beschikbaar) en deze te overhandigen aan zijn vakbond of aan de HVW, die hem zijn werkloosheidsuitkering zal uitbetalen.
Het formulier kan elektronisch worden vervolledigd en verzonden.
De werknemer zal een werkloosheidsuitkering ontvangen overeenkomstig zijn gemiddeld brutoloon (geplafonneerd op 2.754,76 €) en na aftrek van 26,76 % vaste bedrijfsvoorheffing.
Bovendien betaalt de RVA, bij wijze van uitzondering, een toeslag van 5,63 euro per dag aan elke werknemer die in tijdelijke werkloosheid wordt geplaatst.
Globaal genomen zal de werknemer die in volledige werkloosheid verkeert, hetvolgende ontvangen:
- Minimum: 55,59 x 26 = 1.445,34 + 146,38 (5,63 x 26) = 1.591,72 bruto – 26,75% = 1.165,93 netto per maand
- Maximum: 74,17 x 26 = 1.928,42 + 146,38 (5,63 x 26) = 2.074,80 bruto – 26,75% = 1.519,79 netto per maand.
Voorts, worden er op regionaal niveau verscheidene steunmaatregelen voorzien – met name de terugbetaling van de kosten voor water, elektriciteit en gas – voor de tijdelijk werklozen. In het Vlaamse Gewest gebeurt de terugbetaling van 202€ automatisch op basis van verklaringen van tijdelijke werkloosheid.
In het kader van de tijdelijke werkloosheid is de werkgever nooit wettelijk verplicht (tenzij anders is bepaald op sectoraal niveau) om een bedrijfstoeslag te betalen bovenop de tijdelijke werkloosheidsuitkeringen uitgekeerd door de RVA.
Dit neem niet weg dat de werkgever ter compensatie van het inkomensverlies een bedrijfstoeslag bovenop de door de RVA betaalde werkloosheidsuitkering kan gewillig betalen (die 70 % uitmaakt van de bezoldiging, doch geplafonneerd op € 2.754,76).
Op 2 april 2020 heeft de RSZ in haar administratieve instructies bevestigd dat het mogelijk is om een bedrijfstoeslag toe te kennen zonder dat er bijdragen verschuldigd zijn (noch gewone sociale zekerheidsbijdragen, noch bijzondere bijdragen in het kader van de Decava-regeling) als “aanvulling op de sociale voordelen” voorzien in art. 2, §3 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van de bezoldiging, aan de volgende voorwaarden:
- de werknemer mag in het kader van de tijdelijke werkloosheid geen netto inkomen ontvangen dat hoger is dan zijn gebruikelijke nettoloon.
“Netto” betekent de bruto belastbare bezoldiging (d.w.z. de bruto bezoldiging na aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen van 13,07 %, zonder rekening te houden met de eventuele bedrijfsvoorheffing).
Aldus dienen de respectieve bruto belastbare bedragen als uitgangspunt te worden genomen om vervolgens de door de werkgever betaalde belastbare bezoldiging (met name het brutoloon min 13,07 % in geval van tijdelijke gedeeltelijke werkloosheid) te cumuleren met de werkloosheidsuitkering (zonder rekening te houden met de roerende voorheffing van 26,75 %)en de eventuele toeslagen (zoals de 5,63 euro of toeslagen van een fonds voor bestaanszekerheid, indien van toepassing op sectoraal niveau). Dit dient te worden vergeleken met de gewone belastbare bezoldiging van de werknemer. Slechts de bezoldiging waarop de sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, wordt in aanmerking genomen; aanvullingen mogen dus geen rekening houden met voordelen zoals maaltijdcheques, … Voor werknemers met een variabele verloning moet rekening worden gehouden met de gemiddelde bezoldiging van de voorgaande maanden.
- het bedrag van deze toeslag mag niet verschillen tussen werknemers van dezelfde categorie (zelfde bedrag of percentage voor alle werknemers/arbeiders/handelsvertegenwoordigers/…). Voorts dient in acht te worden genomen dat werknemers met een laag loon ook niet meer dan hun gebruikelijke loon mogen ontvangen (zie hierboven).
Mits voldaan is aan bovenstaande voorwaarden is de door de werkgever betaalde toeslag niet onderworpen aan een sociale zekerheidsaftrek (er hoeven geen werkgevers- noch persoonlijke bijdragen te worden ingehouden!) maar aan een vaste bedrijfsvoorheffing van 26,75%.
De werknemer ontvangt zulks, op een toeslag van 1000,00€ die door de werkgever wordt betaald, een nettobedrag van 732,50€. De werknemer zal verder aandachtig zijn voor zijn gemiddelde belastingtarief en voor het risico dat hij na zijn belastingjaar 2021 een bijkomende belasting zou moeten betalen (als deze gemiddelde belastingtarief hoger is dan 26,75 %).
Deze toeslag moet op de loonbrief worden vermeld, maar niet op de DmfA (aangezien het geen vergoeding betreft in de zin van de sociale zekerheid).
Het is aangewezen om een (individuele of collectieve) overeenkomst te sluiten om de aard van de “toeslag op de sociale uitkeringen” te garanderen en om elke vorm van discriminatie en aldus het risico op herkwalificatie als beroepsinkomsten door de RSZ te vermijden.
De RSZ wijst op de huidige moeilijkheid voor de werkgevers dat het bedrag van de tijdelijke werkloosheidsuitkeringen die de werknemers moeten ontvangen momenteel onbekend is (ingevolge een overlast van de aanvragen op het niveau van de RSZ en de vakbonden). Er is dus een administratieve tolerantie vereist: in afwachting van de definitieve bedragen van de werkloosheidsuitkeringen is het toegestaan om, als de voor maart toegekende toeslagen te hoog blijken te zijn, deze te compenseren door de toeslagen voor opeenvolgende maanden te verlagen.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie wordt de door de werkgever meegedeelde opzeggingstermijn slechts geschorst in de gevallen die de wet uitdrukkelijk voorziet (zie met name de gevallen opgenomen in de artikelen 38 §2 en 38 bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten). Indien er echter geen wettelijke bepaling is voorzien blijft de opzegtermijn normalerwijze lopen (Cass. 7 juni 1985, J.T.T., 1985, 219; Cass. 10 juni 1985, J.T.T., 1986, 243).
Tijdelijke overmacht (bedoeld in artikel 26 van de wet van 3 juli 1978) is een reden voor schorsing van de arbeidsovereenkomst die een opzeggingstermijn niet opschort, aangezien dit niet geregeld is in artikel 38, §1, noch in artikel 38 bis van de wet van 3 juli 1978 (die uitsluitend betrekking hebben op de jaarlijkse vakantie (art. 28, 1°), moederschapsverlof en profylactisch verlof (art. 28, 2°), de voorlopige vrijheidsberoving (art. 28, 5°) en de periode van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval (art. 31)).
- In de huidige stand van de regelgeving zou het ontslag mits opzegging van een werknemer die wegens overmacht in tijdelijk werkloosheid wordt gesteld, volgende gevolgen met zich meebrengen :
De arbeidsovereenkomst wordt tijdens de periode van tijdelijke werkloosheid opgeschort, waardoor de werkgever wordt vrijgesteld van zijn verplichting om de overeengekomen bezoldiging gedurende die periode te betalen; - (…) zonder evenwel dat de opzeggingstermijn wordt geschorst.
Zo wordt elke werkgever die om legitieme redenen (bv. redenen die verband houden met de werking van de onderneming, …) een werknemer mits opzegging ontslaat, vrijgesteld om de bezoldiging tijdens deze opzeggingstermijn te betalen voor zover deze valt onder de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht (deze tijdelijke werkloosheidsregeling wordt door de RVA, in de huidige stand van zaken, aanvaard tot 30 juni 2020).
De vraag zal uiteraard rijzen of het ontslag niet kennelijk onredelijk en/of onrechtmatig is, aangezien het plaatsvindt tijdens de periode van tijdelijke werkloosheid en de werknemer aldus een deel van zijn loon wordt onthouden (werkloosheidsuitkeringen worden berekend op basis van 70% van een geplafonneerd brutoloon) dat normaliter voor 100% verschuldigd is tijdens de opzeggingstermijn en door de werkgever (en niet door de RVA) dient te worden betaald. De werkgever zal daarom de nodige voorzichtigheid aan de dag dienen te brengen met betrekking tot zijn ontslagredenen.
Bovendien is het aangewezen om de publicatie (die in de komende dagen wordt verwacht) van het Koninklijk Volmachtsbesluit houdende wijziging van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen af te wachten om na te gaan of het advies van de NAR om de occulte beschermingsperiode op te schorten tot de nieuwe dag X-36 (m.a.w. in de loop van de maand augustus 2020), door de regering is gevolgd, alvorens tot dergelijke ontslagen over te gaan.
De sociale partners zijn tot een akkoord gekomen om de procedure van de sociale verkiezingen op te schorten vanaf de mededeling van de kandidatenlijsten (d.w.z. op de dag “X + 35” dat plaatsvindt tussen 17 en 30 maart 2020).
De NAR heeft op dinsdag 24 maart 2020 een advies uitgebracht waarin wordt voorgesteld de verkiezingsperiode te verplaatsen naar midden november 2020.
Alle volgende stappen worden aldus stilgelegd en uitgesteld. In een (binnenkort uit te vaardigen) speciaal vomachtenbesluit zullen de modaliteiten en termijnen voor dit uitstel worden vastgelegd, evenals de gevolgen voor de sperperiode en de bescherming van de kandidaten bij de verkiezingen.
Quid met “jonge werknemers”? Quid met de 26-daagse bezetting van uitzendkrachten? Quid met het veranderen van de werktijden van het bedrijf op de dag van de stemming?
Al deze vragen zullen moeten worden opgehelderd, maar in de tussentijd mogen er geen stappen worden ondernomen noch bijzondere kennisgevingen worden meegedeeld (onder voorbehoud van een definitieve stopzetting van de verkiezingsprocedure indien er geen enkele kandidatuur op X + 35 wordt neergelegd).
De regelgevingen (die in 1948 voor de OR en in 1996 voor het CPWB zijn vastgesteld) bevatten geen bijzondere bepalingen. U dient in uw RIO te controleren of er al voorzieningen zijn getroffen. Zo niet, dan moet u met de vertegenwoordigingsorganisaties van de werknemers overeenkomen om de RIO aan te passen in die mate dat het houden van vergaderingen per videoconferentie kunnen worden toegelaten. Wij kunnen u een voorbeeld overmaken van een dergelijke overeenkomst. Uiteraard kunnen, met inachtneming van de regels van de social distancing, de vergaderingen altijd op zetel van de onderneming worden gehouden.
Commercieel
Hoewel de Belgische regering de nationale noodtoestand heeft afgekondigd om COVID-19 te stoppen en de moeilijkheid heeft erkend van de huidige situatie voor de Belgische bedrijven, met name door de boetes wegens laattijdige betalingen voor alle federale overheidsopdrachten op te schorten, heeft de FOD Economie COVID-19 alsnog niet erkend als een geval van overmacht https://economie.fgov.be/nl/themas/ondernemingen/het-coronavirus-en-zijn.
Bijgevolg dient de partij die zich hierop wenst te beroepen ter opschorting van zijn contractuele verplichtingen, aan te tonen dat COVID-19, en meer in het bijzonder de beperkende maatregelen die de regering heeft opgelegd om zich daartegen te verzetten, voldoen aan de cumulatieve criteria van overmacht, zijnde een gebeurtenis vormen die niet te voorzien was op de dag dat de overeenkomst werd gesloten en onvermijdbaar was, zowel in het optreden ervan (onvermijdelijk) als in de gevolgen ervan (onoverkomelijk), waardoor het tijdelijk of definitief onmogelijk is om de overeenkomst uit te voeren.
Hoewel het bestaan zelf van het virus geen overmacht kan uitmaken, lijdt het geen twijfel dat de pandemie en de bindende administratieve besluiten, die de afgelopen dagen zijn genomen om de verspreiding ervan tegen te gaan en die tot een opschorting of aanzienlijke belemmering van de activiteiten van de economische actoren hebben geleid, kunnen worden erkend als overmacht, vanwege hun uitzonderlijke (en dus onvoorzienbare) en dwingende (en dus onvermijdbare) aard.
Het spreekt voor zich dat als de anti-COVID-19 maatregelen kunnen worden beschouwd als “onvoorzienbaar en onoverkomelijk” voor lopende contracten, dit niet noodzakelijk het geval zal zijn voor elk contract dat gesloten werd sinds begin 2020 na het ontstaan van COVID-19 en de beperkende maatregelen die zijn afgekondigd om het af te weren (het criterium van de onvoorzienbaarheid wordt beoordeeld op de dag dat het contract wordt gesloten en is aldus hoogstwaarschijnlijk nu niet meer van toepassing).
Bovendien moet, naast de kwestie van overmacht, ook worden nagegaan of de COVID-19-pandemie kan worden ingeroepen als een oorzaak van onvoorziene omstandigheden die de partijen in staat zouden stellen opnieuw over de voorwaarden van de overeenkomst te onderhandelen (in geval dat deze een hardship clausule bevat).
De eerste stap is om na te gaan wat uw contract/algemene voorwaarden voorziet: Bevat het clausules van overmacht of hardship-clausules?
In het algemeen bevatten commerciële contracten vaak overmacht clausules die situaties regelen van bepaalde omstandigheden die de uitvoering van contractuele verplichtingen bemoeilijken en/of onmogelijk maken. Deze clausules omschrijven meestal het begrip overmacht. Wanneer een van de in deze clausules opgesomde gebeurtenissen zich voordoet, schrijft de clausule in het algemeen voor wat de partijen dienovereenkomstig moeten doen. Zo kan een partij die zich op overmacht beroept, ertoe worden aangezet om haar tegenpartij op de hoogte te stellen en redelijke maatregelen te nemen om de gevolgen ervan te verzachten.
Aangezien de COVID-19 pandemie een relatief nieuw fenomeen is, is het weinig waarschijnlijk dat een overmachtsclausule expliciet zou verwijzen naar het optreden ervan. Om zich op voormelde clausule te kunnen beroepen, zullen de partijen aldus rekening moeten houden met andere voorziene gebeurtenissen, zoals epidemieën of het optreden van de overheid.
Er zij ook op gewezen dat contracten over het algemeen voorzien in kennisgevingstermijnen en andere maatregelen die moeten worden nageleefd indien een partij een beroep wenst te doen op een overmachtsbeding. Daarom is het altijd verstandig om juridisch advies in te winnen over de vraag of de kennisgeving van het inroepen van overmacht al dan niet een contractuele voorwaarde uitmaakt.
Wij herhalen dat de partijen blijk moeten geven van goede trouw bij de interpretatie en de uitvoering van de contractuele bepalingen, alsook bij hun besprekingen met het oog op een tijdelijke aanpassing van hun wederzijdse verplichtingen.
Bij gebrek aan specifieke contractuele clausules zal men zich moeten wenden tot het gemene recht en de daarmee verband houdende bepalingen (met name de artikelen 1147 en 1148 van het Burgerlijk Wetboek in geval van overmacht).
In elk geval, is het essentieel om uw medecontractant onmiddellijk op de hoogte te brengen van de onmogelijkheden die zich voordoen ingevolge de opkomst van COVID-19 en om zo snel mogelijk nuttige onderhandelingen aan te vatten om tot een minnelijke akkoord te komen. Als dit laatste onmogelijk blijkt, moet u de hulp van een professional inroepen om uw rechten te doen gelden. In geval van geschillen herinneren wij u eraan dat het altijd mogelijk en zelfs wenselijk is om een van de alternatieve methoden voor het oplossen van geschillen, zoals civiele en commerciële bemiddeling, in overweging te nemen alvorens de zaak aan de bevoegde rechtbanken voor te leggen.
Alleen een doorgedreven analyse van de clausules van uw verzekeringscontract zullen u in staat stellen om een antwoord te vinden aangaande een eventuele vergoeding. In het bijzonder zal het nodig zijn om na te gaan of uw bedrijf vóór de opmars van de COVID-19 gezondheidscrisis een annuleringsverzekering had afgesloten waarin een pandemie als dusdanig inbegrepen was. Neem zo snel mogelijk contact op met uw verzekeraar of makelaar.
De federale regering zal geen boetes of sancties opleggen ten aanzien van aannemers, bedrijven en zelfstandigen voor alle federale overheidscontracten, op voorwaarde dat wordt aangetoond dat de vertraging of de niet-nakoming te wijten is aan COVID-19.
Corporate
De procedure van gerechtelijke reorganisatie staat sinds 1 mei 2018 open voor elke onderneming (m.n. voor zelfstandigen, rechtspersonen, organisaties zonder rechtspersoonlijkheid), behoudens enkele uitzonderingen.
Zodra het verzoekschrift is neergelegd, geniet uw onderneming al van een zekere bescherming tegenover haar schuldeisers (zie hieronder).
Wat betreft de voorwaarden en formaliteiten waaraan moet worden voldaan, dient uw onderneming zich in ‘financiële moeilijkheden’ te bevinden, d.w.z. de continuïteit van uw onderneming moet worden bedreigd, onmiddellijk of op termijn, of, als uw onderneming een rechtspersoon is, dienen de verliezen het netto actief te hebben herleid tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal.
Een verzoekschrift (artikel XX.41 WER), aangevuld met een reeks bijlagen (11 in totaal), moet worden neergelegd op het elektronische platform van Regsol (https://www.regsol.be/). Deze bijlagen worden verder uiteengezet in een modelverzoekschrift. We willen uw aandacht vestigen op enerzijds het belang van bepaalde bijlagen die uw recente boekhoudkundige situatie weergeven en die overigens worden opgesteld met behulp van cijfermensen en anderzijds op het belang van het budget dat moet worden voorzien tijdens de opschortingsperiode en de herstructureringsmaatregelen die u in staat zullen stellen om uw onderneming recht te trekken.
De ondernemingsrechtbank heeft 15 dagen de tijd, te rekenen vanaf de datum van neerlegging in het register, om uw verzoekschrift te onderzoeken. Gezien de huidige omstandigheden, is het echter mogelijk dat de gerechtelijke achterstand vergroot en dat de rechtbanken die in de tang worden genomen door dergelijke verzoeken, er langer over zullen doen.
U hoeft zich echter geen zorgen te maken. Zodra het verzoekschrift is neergelegd, kan de tegeldemaking door een schuldeiser, ingevolge de tenuitvoerlegging, van zowel roerende als onroerende goederen niet plaatsvinden en kunt u aldus niet failliet worden verklaard of, indien u een rechtspersoon bent, kunt u niet gerechtelijk worden ontbonden. Dit wordt het opschortingseffect genoemd.
Doch, vooraleer u voor een dergelijke procedure kiest, is het aangewezen andere herstructureringsmaatregelen en onderhandelingen met uw strategische partners (banken, leveranciers, enz.) te overwegen teneinde een minnelijke schikking te treffen (buiten de WCO). Vraag uzelf af of u niet eerst moet beginnen met uw sociale herstructurering wetende dat u geen vermindering van het sociaal passief in het kader van een WCO zult verkrijgen. Als u een collectief akkoord overweegt, verzeker u dat u een dubbele meerderheid van de stemmen van de schuldeisers zult bekomen. Alleen een accuraat beeld van de financiële en boekhoudkundige situatie van uw onderneming zal u in staat stellen om de levensvatbaarheid ervan te verifiëren. De rol en bijstand van uw accountant of bedrijfsrevisor zal hier dan ook cruciaal zijn!
Al te vaak wordt de WCO gezien als de voorbode van een faillissement en men moet erkennen dat de aankondiging van het indienen van een WCO-verzoekschrift de leveranciers, klanten en het personeel afschrikt.
In plaats van een openbare procedure te overwegen, voorziet artikel XX.37 WER in een vertrouwelijke procedure voor een minnelijke schikking. De schuldenaar tracht met alle of ten minste twee van zijn schuldeisers een akkoord te bereiken over de sanering van zijn financiële situatie of de reorganisatie van zijn bedrijf. In het algemeen benadert de schuldenaar zijn strategische partners en stemt hij vrijelijk met hen in over de voorwaarden die nodig zijn om de zakenrelatie voort te zetten: hij zal bijvoorbeeld bepaalde contante betalingen en garanties verlenen om de dringende hervatting van de leveringen van goederen te verkrijgen. U kunt de aanstelling van een bedrijfsbemiddelaar voorstellen die u in dit proces zal bijstaan.
De minnelijke schikking bevat een uitdrukkelijke geheimhoudingsclausule en een uitdrukkelijke ondeelbaarheidsclausule en zal afdwingbaar zijn ten aanzien van derden in geval van faillissement. Het moet zorgvuldig worden opgesteld, met opgave van de motivering inzake het nut voor de reorganisatie van de onderneming, om de toepassing van de artikel 1328 van het Burgerlijk Wetboek en artikel XX.111, 2° en 3°, en XX.112 van het WER te vermijden. De schriftelijke overeenkomst wordt door de meest gerede partij in het register gedeponeerd en zal daar bewaard worden zonder dat derden er toegang toe hebben (tenzij de schuldenaar ermee instemt). U dient echter de werknemers of hun vertegenwoordigers te raadplegen en te informeren overeenkomstig de geldende wettelijke of contractuele bepalingen.
In overeenstemming met artikel XX.36 WER kan de voorzitter van de rechtbank, op verzoek van de schuldenaar, een bedrijfsbemiddelaar aanstellen om de reorganisatie van het geheel of een deel van de activa of activiteiten te bevorderen. Deze bemiddelaar wordt aldus enkel aangesteld indien de debiteur daar om vraagt. Aan dit verzoek zijn geen vormvereisten verbonden, het kan zelfs mondeling worden gedaan. De schuldenaar kan zelfs de naam van een bedrijfsbemiddelaar voorstellen die niet noodzakelijkerwijs dient “aangesloten” te zijn bij de Federale Bemiddelingscommissie. Het is vervolgens aan de rechtbank om de omvang en de duur van zijn taak te bepalen.
Wat zal zijn taak en/of rol zijn? Zijn opdracht zal erin bestaan om, al dan niet binnen het kader van de WCO het volgende voor te bereiden en bevorderen:
– Het afsluiten van een minnelijk akkoord (buiten of binnen het kader van de WCO);
– Het verkrijgen van het akkoord van de schuldeisers betreffende een reorganisatieplan;
– De overdracht onder gerechtelijk toezicht aan een of meerdere derden van alle of een deel van de activa of activiteiten.
Zijn taak is er aldus op gebrand om de schuldenaar bij te staan.
De bemiddelaar moet over de nodige bekwaamheid, ervaring, onafhankelijkheid en onpartijdigheid beschikken.
Hij zal onder andere verantwoordelijk zijn voor het analyseren van de moeilijkheden van de schuldenaar, het voorstellen van mogelijke oplossingen, het al dan niet vertrouwelijk onderhandelen met belanghebbende derden, het opstellen van een minnelijke akkoord, enz. Hij zal optreden als schakel en tussenpersoon (maar zal de schuldenaar niet vertegenwoordigen) tussen het gerecht, de schuldenaar en de schuldeisers om met inzicht en onafhankelijkheid naar een oplossing te streven.
Deze laatste kan aldus een cruciale en bepalende rol spelen in het voortbestaan van het bedrijf, dat desondanks al te vaak wordt miskend!
Het voordeel van deze bemiddelaar uit zich op verschillende vlakken. Door zijn onafhankelijkheid en zijn ervaring in de zakenwereld zal hij kunnen genieten van ieders luisterbereidheid en vertrouwen. Zijn benoeming door een rechtbank verschaft hem bovendien een versterkt gezag. Tot slot, zal de bemiddelaar in alle discretie werken en is hij gehouden de vertrouwelijkheid van zijn handelingen te respecteren.
De gerechtelijke reorganisatieprocedure maakt het mogelijk om een opschorting toe te kennen aan de schuldenaar teneinde:
– hetzij het sluiten van een minnelijke gerechtelijke akkoord mogelijk te maken (niet te verwarren met een minnelijke buitengerechtelijke akkoord);
– hetzij om het akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan te verkrijgen (i.e. een collectief akkoord);
– hetzij om de overdracht onder gerechtelijk toezicht, aan een of meerdere derden, van alle of een deel van de activa of activiteiten toe te staan.
De procedure middels collectief akkoord is in de praktijk de meest gebruikte procedure en wordt gekenmerkt door het opstellen van een ‘reorganisatieplan’. Dit plan is in feite vaak een afbetalingsplan, maar kan ook andere maatregelen omvatten om de schuldeisers tevreden te stellen. Dit plan dient twee luiken te bevatten:
– Een over de staat van uw bedrijf, de moeilijkheden die het ondervindt en de middelen die worden ingezet om deze te verhelpen, d.w.z. uitleggen hoe u van plan bent de rentabiliteit te herstellen (het betreft een actualisatie van bijlage 8).
– De andere betreft de maatregelen die moeten worden genomen om schuldeisers in de opschorting te betalen: betalingstermijnen, vermindering van gewone opschortende schuldvorderingen, afstand van rente, enz.
De termijn voor de uitvoering van dit plan mag echter niet langer duren dan 5 jaar te rekenen vanaf zijn homologatie.
Wees u ervan bewust dat als de continuïteit van uw bedrijf een verlaging van de loonlasten vereist, er ook een sociaal component moet worden voorzien als er nog niet over een dergelijk plan is onderhandeld.
Tot welke verminderde opschortende schuldvorderingen kan men gaan? De wetgever staat een vermindering toe van maximaal 80% van het bedrag van de hoofdvorderingen. Drie categorieën van schuldvorderingen zijn echter uitgesloten van voormelde vermindering:
– schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichte werkzaamheden ;
– alimentatievorderingen en schuldvorderingen tot vergoeding van schade die door de schuld van de schuldenaar is veroorzaakt en verband houdt met het overlijden of het letsel van een persoon;
– vorderingen van buitengewone schuldeisers in opschorting.
Dit plan kan voorzien in een gedifferentieerde behandeling van uw schuldeisers, m.n. afzonderlijke verminderingen. Als u zulks wenst, mag u uw publieke schuldeisers die voorzien zijn van een algemeen voorrecht, echter niet minder gunstig behandelen dan de behandeling die u wenst toe te kennen aan enkele van uw gewone schuldeisers in opschorting.
De WCO zal worden gesloten op het moment dat uw plan gehomologeerd wordt, nl. goedgekeurd door de meerderheid van uw schuldeisers, die met hun schuldvorderingen de helft van alle verschuldigde bedragen in hoofdsom vertegenwoordigen. Uw plan zal alsdan bindend zijn voor alle schuldeisers in opschorting, ongeacht of deze nu wel of niet aan de stemming hebben deelgenomen.
Met het koninklijk besluit nr. 15 betreffende de tijdelijke schorsing van uitvoeringsmaatregels en andere maatregelen tijdens de Covid-19-crisis (M.B. 24/04/2020) ten voordele van ondernemingen, organiseert de regering een periode van algemene schorsing. Tijdens deze periode, die van 24 april 2020 tot 17 juni 2020 loopt (hernieuwbaar), worden schuldeisers verhinderd om beslagen en uitvoerende maatregelen tegen hun commerciële schuldenaars, die verzwakt zijn door de Covid-19-crisis, te treffen. Meer informatie ?
Het is reeds bekend dat, overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 2 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 9 april 2020, de verjaringstermijnen en de termijnen voor het instellen van een vordering van burgerlijke aard, die verstrijken tussen 9 april en 17 mei 2020 (in voorkomend geval verlengd door de Koning), automatisch met een maand werden verlengd. Bovendien werden ook de procedurele termijnen en de termijnen voor het instellen van een rechtsmiddel, die tussen 9 april en 17 mei 2020 verstrijken (vatbaar voor verlenging), eveneens met een maand verlengd. Voorts, zullen zaken die tussen 11 april en 17 juni 2020 (vatbaar voor verlenging) worden bepleit, in principe volgens de schriftelijke procedure worden behandeld.
Het Koninklijk Besluit nr. 15 breidt het toepassingsgebied van de reeds door de regering genomen maatregelen nadrukkelijk uit, aangezien het de schuldeisers belet om tijdens de voormelde periode een gedwongen tenuitvoerlegging door te voeren of voort te zetten en bewarend of uitvoerend beslag op de roerende goederen van de schuldenaar te leggen (noteer dat onroerende goederen hier aldus niet onder vallen). Ook zou het, behoudens uitzondering, tijdens de opschortingstermijn niet mogelijk zijn om de druk te verhogen middels een faillissementsdagvaarding (Mijn schuldenaar is notoir failliet, wat kan ik doen?).
Tussen sterke en historische zakelijke relaties heerst er een vertrouwensklimaat, maar waakzaamheid is echter geboden. Deze zal overigens versterkt dienen te worden bij aanvang van een nieuwe zakelijke betrekking (Welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen alvorens nieuwe zakelijke relaties aan te gaan?).
Tijdens een economische crisis is een analyse van het ondernemingsrisico van essentieel belang: het is raadzaam om op voorhand niet alleen de solvabiliteit maar ook de liquiditeit van uw commerciële zakenpartners na te gaan alsmede er zich van te vergewissen dat zij de capaciteit hebben om hun schulden te betalen en/of de opdrachten uit te voeren die u hen toevertrouwt.
Met andere woorden, het is aangeraden om geen buitensporige risico’s te nemen. De huidige gezondheidscrisis verzwakt ongetwijfeld het wettelijk kader dat de commerciële overeenkomsten zou moeten veiligstellen en inkaderen (zie in het bijzonder Wat is de impact van Koninklijk Besluit nr. 15 op de invordering van mijn uitstaande schuld).
Langdurige commerciële relaties moeten over het algemeen worden voorafgegaan door een audit die op verschillende niveaus wordt uitgevoerd, alsmede door een beoordeling van de activa van de nieuwe zakenpartner. Anders gezegd, men moet in staat kunnen zijn om na te gaan welke goederen in beslag kunnen worden genomen en onderhandelen over het stellen van voldoende zekerheden (Welke zekerheid kunnen daadwerkelijk worden verstrekt ondanks de beperkingen die worden opgelegd door Koninklijk Besluit nr. 15?).
In deze periode van “cash is king” zouden de opdrachten van dienstverleners regelmatig vergezeld dienen te worden van een verzoek tot grotere provisies. Mogelijks zullen de goederen contant of met een aanzienlijke voorschot moeten worden uitbetaald, met verengde betalingstermijnen. Door regelmatig toezicht te houden op achterstallige betalingen kan de alarmbel snel worden geluid en kan het bloeden (tijdig) worden gestelpt.
Zoals uiteengezet, verhindert het Koninklijk Besluit nr. 15 de inbeslagname van de roerende goederen van uw commerciële debiteuren. Bijgevolg zal het in het pandregister ingeschreven pandrecht tijdelijk zonder gevolg blijven tot 17 juni – tenzij deze datum wordt verlengd.
U dient aldus na te gaan of de onroerende goederen van uw schuldenaar, zowel die van zijn commerciële vennootschap alsook die van zijn persoonlijk vermogen, niet verzadigd zijn met hypotheken van meerdere rangen. Helaas is de kans groot dat dit zich zal voordoen.
Wat moet u dan doen zonder pand, hypotheek, borg of medeschuldenaar? Ga zeker niet af op het vertrouwen dat is aangetast. Het is daarom van het grootste belang om waakzaamheidsmaatregels te treffen en voorzichtiger te zijn inzake commerciële samenwerking (Welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen alvorens nieuwe zakelijke relaties aan te gaan ?).
Daarnaast kunnen bepaalde contracten worden overwogen met het oog op “het behoud van de eigendom van uw goederen”, zoals de agentuurovereenkomst en de consignatieovereenkomst. Laatstgenoemden bieden het grote voordeel dat zowel de opdrachtgever als de leverancier van de consignatiegoederen eigenaar blijven van hun goederen, voor zover de voorwaarden van deze contracten zorgvuldig werden opgesteld en in de praktijk worden nageleefd (bv. met betrekking tot het voorraadbeheer, d.w.z. de ontvangst en de afgifte van goederen).
Ten slotte, als u in uw algemene voorwaarden of in uw bijzondere verkoopvoorwaarden een clausule van eigendomsvoorbehoud opneemt, kunt u in geval van een probleem uw goederen terugkrijgen, aangezien deze clausule bepaalt dat de eigendom van de verkochte goederen pas bij volledige betaling van de prijs wordt overgedragen. Aangezien deze clausule ten laatste op het ogenblik van de levering schriftelijk moet zijn overeengekomen, is het aangewezen om ze te vermelden op uw ondertekende raamcontract, in uw offertes, bestelbonnen of facturen, zelfs vóór de eigenlijke levering. Sinds 1 januari 2018 blijft deze clausule geldig, zelfs wanneer de goederen waarop zij betrekking heeft met andere goederen worden vermengd of wanneer deze worden omgevormd tot een nieuw soort goed. Bovendien wordt bij verkoop, beschadiging of vernietiging van deze goederen uw eigendomsvoorbehoud overgedragen op de vordering tot betaling van de prijs die toebehoort aan uw schuldenaar of op de vordering tot schadevergoeding (bijvoorbeeld in geval van betaling van de verzekering).
De registratie van een dergelijke clausule in het nationale pandregister is niet verplicht, maar blijft mogelijk, zelfs wenselijk (met name om goederen te identificeren die bestemd zijn om in een onroerend goed te worden geïncorporeerd en om deze voorrang te verlenen ten opzichte van hypothecaire schuldeisers op het betrokken onroerend goed)
Sinds het koninklijk besluit nr. 15 is het volkomen zinloos om in alle haast uw schuldenaar op dagvaarding failliet te verklaren, aangezien hij in elk geval tot 17 juni 2020 (datum die mogelijks door de Koning zal worden verlengd) beschermd zal worden.
In dit verband organiseert de regering tijdelijk een veralgemeend en als het ware automatisch uitstel om elke onderneming-schuldenaar die liquiditeiten nodig heeft ingevolge de COVID-19-crisis te beschermen. Dit, evenwel op voorwaarde dat zij zich op datum van 18 maart 2020 nog niet in een staat van staking van betaling bevond. De vennootschap in kwestie kan immers tot 19 mei 2020 (verlengbaar) niet op dagvaarding failliet worden verklaard of, indien het een rechtspersoon betreft, gerechtelijk worden ontbonden, behoudens:
(i) op initiatief van het openbaar ministerie of van de voorlopige bewindvoerder die door de voorzitter van ondernemingsrechtbank werd aangesteld, of
(ii) met instemming van de schuldenaar, die aldus te allen tijde aangifte kan doen van faillissement.
Bovendien kan de overdracht onder gerechtelijk gezag van alle of een deel van de activiteiten van de betrokken onderneming niet worden gelast. Daarenboven worden de betalingstermijnen die in een reeds goedgekeurd reorganisatieplan werden opgenomen, eveneens verlengd tot 19 mei 2020 (datum onder voorbehoud van verlenging).
Ten slotte wordt ook de verplichting tot aangifte van een faillissement opgeschort tijdens de opschortingsperiode mits aan de voorwaarden is voldaan ingevolge de COVID-19-pandemie en de gevolgen daarvan.
Onder restrictieve voorwaarden blijft het evenwel mogelijk deze opschorting op te heffen.
Voorzichtigheid in het bedrijfsleven is nog nooit zo belangrijk geweest als nu! Wees aldus waakzaam en neem alle nodige maatregelen teneinde uw belangen te waarborgen. Welke zekerheden kunnen daadwerkelijk worden verstrekt ondanks de beperkingen die worden opgelegd door Koninklijk Besluit nr. 15?
Family and Estate Planning
Hoe moeten samengestelde gezinnen zich organiseren om hun kind(eren) op te vangen in het geval van een (semi-)volledige lockdown?
Het antwoord is van belang. Door de verklaring die onze premier op 17 maart 2020, aflegde, begrijpen we dat het verplaatsen van kinderen tussen hun gescheiden ouders als “strikt noodzakelijk” zal worden aangemerkt en dat ze zich aldus zullen kunnen blijven organiseren zoals weleer, tenzij anders overeengekomen. Indien echter een van de kinderen of een van de ouders besmet blijkt te zijn, wordt door de overheid weliswaar gevraagd om alle contact te staken.
Het is dan ook het gezond verstand, de belangen van kinderen en gezinnen, die de grenzen aangeven van de beperkingen waartoe op 17 maart en tot ten minste 19 april, is besloten. U kunt dus onder normale omstandigheden volop genieten van uw kinderen, zoals voorheen afgesproken. We blijven evenwel aandachtig voor eventuele veranderingen die restrictiever zouden kunnen zijn…
U moest zich voor 5 april bij de notaris begeven voor een vergadering of om een notariële akte te ondertekenen (authentiek testament, schenking, huwelijkscontract, koop-/verkoopakte, afgifte van een legaat,,…)?
Tot 20 april worden alle akten die vóór 5 april moesten worden ondertekend, uitgesteld, met als enige uitzondering de akten die uiterst dringend zijn. Dit geldt voor testamenten of andere schenkingen voor mensen die zich op het einde van hun leven bevinden, procedures die binnen bindende fiscale termijnen moeten worden uitgevoerd en, voor zover er geen ontheffing is verleend en situaties met aanzienlijke financiële gevolgen voor de partijen. In laatstgenoemde gevallen zijn veiligheidsmaatregelen vereist: enkel de notaris zal aanwezig zijn om de handtekening op te halen (een tweede notaris kan per videoconferentie worden gecontacteerd) en de partijen zullen niet tegelijkertijd in de kamer van het verlijden van de akte aanwezig zijn. Bovendien zullen onderhandse contracten zoals de compromis niet langer op kantoor worden ondertekend, maar per e-mail of per post.
Vanaf 20 april, zullen notariskantoren de mogelijkheid hebben om alle akten te verlijden, mits fysiek contact zoveel als mogelijk te vermijden en de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen betreffende social distancing.
Op heden is het zelfs niet meer nodig om zich naar de notaris te verplaatsen om authentieke akten te ondertekenen dankzij de digitale volmacht die die burgers de mogelijkheid zal bieden om op afstand, kosteloos (tijdens de coronamaatregels), notariële akten te ondertekenen (zie: https://www.notaris.be/nieuws-pers/detail/geen-verplaatsing-naar-de-notaris-meer-nodig-voor-het-verlijden-van-koopakten-en-andere-notariele-akten-dankzij-digitale-volmach).
Ook VLABEL heeft zich recentelijk uitgesproken over de gevolgen van de COVID-19 crisis op aangiftes van nalatenschappen. De Vlaamse belastingdienst heeft immers aangegeven zich soepel op te stellen omtrent het toekennen van uitstel, mits dit tijdig wordt aangevraagd. Men kan op eenvoudig verzoek een uitstel verkrijgen, voor een termijn van 2 maanden, indien dit verzoek voor een langere termijn bedoeld is, dient men dit verzoek te motiveren. Bij weigering door VLABEL wordt de termijn automatisch op 2 maanden gebracht. Het is dan ook deze laatste hypothese die geviseerd wordt en waarin VLABEL zich naar eigen zeggen soepel zal opstellen.
Bovendien heeft VLABEL op 20 maart 2020 zelf aangegeven dat er geen belastingverhoging zal worden geheven voor een laattijdige aangifte van nalatenschap die ingediend wordt binnen de twee maanden na de periode van de verstrengde corona-maatregelen. Het is verder niet nodig om hiervoor uitstel aan te vragen.
We herinneren u er overigens aan dat de aangifte van nalatenschap, in normale omstandigheden, binnen volgende termijn dient te worden voorgelegd:
– 4 maanden, wanneer het overlijden in België heeft plaatsgevonden
– 5 maanden, wanneer het overlijden heeft plaatsgevonden in een land dat behoort tot de EER
– 6 maanden, wanneer het overlijden buiten de EER heeft plaatsgevonden
Gelet op de zeer hoge belastingverhoging bij niet-naleving (20 % op de berekende erfbelasting in geval er geen aangifte wordt ingediend; en gaande van 5 tot 20 % (afhankelijk van het aantal maanden dat ondertussen verstreken zijn) op de berekende erfbelasting i.g.v. laattijdige aangifte) is deze flexibiliteit dezer dagen welgekomen.
Voor meer info zie https://belastingen.vlaanderen.be/coronamaatregelen-vlaamse-belastingdienst en https://www.vlaanderen.be/indieningstermijn-voor-de-aangifte-van-nalatenschap.
VLABEL voorziet als algemene maatregel een termijnverlenging tot 31 januari 2021. Voor meer informatie zie https://www.vlaanderen.be/coronamaatregelen-vlaamse-belastingdienst#erfbelasting-en-registratiebelasting-verlenging-van-termijnen-om-aan-fiscale-verplichtingen-te-voldoen.
IP & Oneerlijke marktpraktijken
De verschillende hoven en rechtbanken in het land hebben min of meer dezelfde maatregelen genomen.
Voor de bestrijding van inbreuken ten aanzien van intellectuele eigendomsrechten worden meestal beslagprocedures, kortgedingprocedures en stakingsprocedures aangewend.
Beslagprocedures inzake namaak gebeuren meestal op zuiver schriftelijke basis.
De zeer dringende kortgedingprocedures zullen nog altijd gepleit worden in fysieke aanwezigheid van de raadslieden. Voor de stakingsprocedures is dit minder duidelijk.
In ieder geval zal worden teruggevallen op de bestaande mogelijkheid van schriftelijke behandeling van de zaak die tevens in normale omstandigheden mogelijk is. De rechtbanken zullen de partijen zelf dwingen om dit te doen als zij achten dat er geen pleidooien nodig zijn.
Op maandag 16 maart 2020 heeft de directeur van het EUIPO (Europees Merkenbureau) een besluit genomen waarbij alle termijnen voor EU-merken en -modellen die tussen 9 maart 2020 en 30 april 2020 aflopen en die voor alle partijen voor het Bureau gevolgen hebben, worden verlengd tot 1 mei 2020. Evenzo heeft het EOB aangekondigd dat alle termijnen voor octrooizaken worden verlengd tot 17 april 2020.
Bij wijze van voorbeeld:
– Een EU-merk dat op 20 maart 2020 moest worden vernieuwd, kan nu worden vernieuwd door vóór 1 mei 2020 een geldig verzoek in te dienen.
– Tegen een EU-merkaanvraag die na 9 januari 2020 voor oppositie is gepubliceerd, kan nu oppositie worden ingesteld door vóór 1 mei 2020 een bezwaarschrift in te dienen.
– Alle termijnen in het EUIPO zullen worden verlengd tot 1 mei 2020, en
– Verlengingsvergoedingen voor alle EU-octrooien die tussen 15 maart 2020 en 17 april 2020 verschuldigd zijn, kunnen geldig worden betaald vóór 17 april 2020.
Litigation
Het besef dat procedures niet altijd de perfecte remedie zijn groeit al langer: een juridische procedure is tijdrovend, het kostenplaatje kan hoog oplopen, het eindresultaat is niet altijd even voorspelbaar, partijen draaien elkaar vaak definitief de rug toe. Overeenkomstig de dwingende richtlijnen die het College van Hoven en Rechtbanken uitvaardigde in deze crisissituatie worden enkel de dringende zaken en de zaken die schriftelijk in beraad kunnen worden genomen nog behandeld. Nieuwe zaken kunnen voorlopig niet worden ingeleid, en dit minstens tot 19 april a.s., weliswaar met een uitzondering voor de dringende zaken. Bovendien zal het Corona-virus ook in de hangende rechtszaken een stoorzender zijn.
Tegen deze achtergrond van gezondheids- en economische crisis verdienen onderhandeling en bemiddeling als alternatieve vormen van conflictoplossing zeker extra aandacht. Onze onderlinge afhankelijkheid neemt immers sterk toe want vele krachten zullen moeten gebundeld worden om het tij te keren en weer volle vaart vooruit te nemen. Een onderhandeling of bemiddeling waarbij de belangen van alle betrokken partijen in overweging genomen worden om op basis daarvan gedragen oplossingen te vinden die voor elkeen een meerwaarde bieden en toekomstige samenwerking niet in het gevaar brengen is zeker het overwegen waard. Dergelijke communicatie loopt tegenwoordig ook digitaal en dus op afstand.
Mocht u deze denkoefening willen maken naar aanleiding van een conflictsituatie waarin u bent betrokken of dreigt betrokken te raken, dan staan wij U daarin graag bij
De instellingen van het gerechtelijk apparaat, de Raad van State, de administratieve rechtbanken en aanverwante beroepen (de justitiehuizen, de magistratuur, de penitentiaire inrichtingen, de instellingen voor jeugdbescherming, elektronisch toezicht, gerechtelijke experten, de gerechtsdeurwaarders, het gerechtspersoneel, de vertalers- en tolkendiensten, de advocaten) zijn noodzakelijke diensten in de zin van het ministerieel besluit van 18 maart 2020.
De diensten van justitie blijven open.
U had een hoorzitting gepland in de komende weken, bekijk wat er gebeurt met betrekking tot het houden van deze, via de besluiten genomen door de verschillende gerechtelijke instanties: https://advocaat.be/coronavirus.
Wij raden aan om in voorkomende gevallen gebruik te maken van de schriftelijke procedure, zoals voorzien in artikel 755 van het Gerechtelijk Wetboek.
Een Koninklijk Besluit betreffende de verlenging van de verjaringstermijnen en de andere termijnen voor het instellen van gerechtelijke procedures alsook de verlenging van de procedurele termijnen en de schriftelijke procedure voor de hoven en rechtbanken werd op vrijdag 9 april ll. in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Hoewel noch de hoven en rechtbanken, noch de advocaten vragende partij waren om de termijnen te verlengen of om tijdens de lockdown periode de behandeling van zaken te voorzien zonder pleidooien, is het ten zeerste aanbevolen om contact op te nemen met uw raadsman teneinde gezamenlijk te overwegen welke houding aan te nemen betreffende een lopende procedure die u aangaat.
Een goede rechtsbedeling vereist eerbiediging van de beginselen van onpartijdigheid, onafhankelijkheid, de rechten van de verdediging van rechtszoekenden en vooral de openbaarheid van debatten en pleidooien. Het Koninklijk Besluit is niet noodzakelijk in overeenstemming met deze principes, zodat elke zaak geval per geval moet worden beoordeeld met uw raadsman.
De algemene informatie die hierboven wordt vermeldt, behandelt mogelijks niet alle belangrijke onderwerpen, noch omvat het alle belangrijke aspecten van de onderwerpen die aan bod komen.
Het is niet bedoeld, en dient aldus niet gebruikt te worden, als vervanging voor gedegen en gepersonaliseerd juridisch advies afgestemd op uw specifieke situatie.